Over de drempels van de basisvaardigheden…
Bij de Rijks Universiteit Groningen heeft men onderzoek gedaan naar het belang van een goede beheersing van de basisvaardigheden als fundament voor het verdere rekenen. Uit dit onderzoek blijkt onder andere dat veel leerlingen er echt (blijvend) moeite mee hebben om die basisvaardigheden onder de knie te krijgen en te blijven beheersen. Anneke Noteboom beschrijft beknopt een stap-voor-stap aanpak voor in de klas.
De drempels van de basisvaardigheden
De specifieke essentiële kennis/vaardigheden die het fundament vormen voor het verdere rekenen noemt men drempels (zie ook het artikel van Bandstra, Danhof en Hofstetter op pagina 4 ). De auteurs van dit artikel onderscheiden 5 drempels, wij voegen er een zesde aan toe, namelijk een goed getalbegrip in het getallenge-bied tot 20, en noemen dit drempel 0: het funda-ment. In tabel 1 ziet u de verschillende drempels (van onder naar boven) als een muurtje gestapeld met voorbeelden, waarbij voor het leren van een volgende drempel de kennis van de drempels eronder noodzakelijk is.
Drempels wegwerken
Rekenmethodes besteden veel aandacht aan het leren van de basisvaardigheden maar veronder-stellen dat deze op een gegeven moment bekend zijn. Begrijpelijk want er zijn veel doelen die bereikt moeten worden maar in de praktijk blijkt dat alle leerlingen zich ontwikkelen in hun eigen tempo. Wie wanneer welke basisvaardigheden beheerst én blijft beheersen is voor elke leerling anders. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat alle leerlingen op een effectieve en efficiënte manier de noodza-kelijke basisvaardigheden leren en goed onder-houden? We beschrijven hier een aanpak waarbij niet alleen de leraar maar vooral ook de leerling het heft in handen heeft. stap 1.
in kaart brengen van beheersing van de basisvaardigheden Bepaal van welke drempels u informatie van de leerling wilt. Signaleren Stel vast wat de leerling kent, vlot kan uitrekenen en nog niet. Dit kan bijvoorbeeld via:
- De Profieltoets1 of een andere tempotoets
- Een eigen tempodictee
- De leerlingen elkaar laten ‘toetsen’ met kaartjes waarop alle sommen van de drempel staan. Ze sorteren zelf (of voor elkaar): wat kan ik/jij snel, wat kan ik/jij al een beetje, wat kan ik/jij nog niet.
Bron: VB jrg 34, nr 3